Deze roman verscheen oorspronkelijk in 1950, het was Duras’ derde. Het boek bracht haar bekendheid en een nominatie voor de Prix Goncourt. Maar krijgen zou ze die prijs pas 34 jaar later, voor De minnaar. Opmerkelijk genoeg hebben beide romans dezelfde periode uit Duras’jeugd in lndochina als onderwerp – ze vullen elkaar aan als de delen van een tweeluik. De moeder in Een dam tegen de Grote Oceaan, een arme blanke onderwijzeres, heeft van haar zuur verdiende spaargeld een stuk grond gepacht. Ze heeft weinig relaties en geeft geen smeergeld: de grond blijkt dan ook waardeloos. Eik jaar wordt het land door de oceaan overspoeld. Ze krijgt de boeren uit de omgeving zover, een dam tegen de oceaan op te werpen, maar bij de eerstvolgende springvloed wordt deze al weggespoeld. De verbittering van de moeder en haar strijd tegen het koloniaal bestuur vormen de centrale lijn uit het verhaal. De woede-aanvallen van haar zoon Joseph, de indolentie van haar dochter Suzanne en de intriges van de zoon van de steenrijke speculant die zijn oog op Suzanne heeft laten vallen, vullen het geheel aan tot een meeslepende, sterk autobiografisch getinte roman.