Oost-Tibet, februari 1956.
Vanaf de muur van een boeddhistisch klooster kijkt abt Tsun Riposja, eens een berucht vuistvechter, met opeengeklemde lippen toe hoe Chinese gevechtsbommenwerpers de universiteit van Litang in as leggen.
Er zijn inmiddels vijf jaar verstreken sinds Mao’s troepen Tibet binnenmarcheerden, indoctrinatie en onderdrukking hun intrede deden en het boeddhistische geloof verboden werd.
De tijden van lijdzaam verzet zijn voorbij. Tsun zweert niet te zullen rusten voor hij de wereld heeft laten zien welk een onrecht zijn volk wordt aangedaan. Vergezeld van enkele getrouwen onderneemt hij een geheime expeditie naar het buitenland met als doel een petitie in handen van de Verenigde Naties te spelen.
Ondanks zijn zeldzame moed en volharding wordt Tsun innerlijk verscheurd door twijfels. Als monnik is hij veroordeeld tot een celibatair leven, doch de gevoelens die Genjen, zijn vroegere geliefde, en Ling, een Chinese spionne, bij hem opwekken laten niets aan duidelijkheid te wensen over. Als monnik is hem verboden geweld te gebruiken, doch het wrede, mensonterende optreden van de onderdrukkers dwingt hem ertoe naar zijn wapens te grijpen…
Het jaar van de rode draak: een indrukwekkende, kleurrijke roman over een verfijnde beschaving die aan bruut geweld te onder dreigt te gaan, maar tevens een roman over menselijke en bovenmenselijke gevoelens en hartstochten.